Buiten was het licht gaan sneeuwen. Het had al dagenlang gevroren. Vanuit het raam van het ziekenhuis zag ze daken met dakgoten waaraan ijspegels met tenen stijf en wit van de decemberkou hingen te rillen.
Dokter Anne De Bruyn sloeg de eerste bladzijde om van het dikke dossier van haar nieuwe patiënte. De therapiesessies waren afgelopen voor vandaag. Ze had nog twee uur om zich in te werken want gauw zou ze Rosalie De Smedt behandelen.
Anne huiverde. Ze had het koud en trok haar rode wollen jas steviger om zich heen.
Er werd op de deur geklopt. Haar collega stak zin hoofd om de deur en vroeg of ze even tijd had. Zonder haar antwoord af te wachten stapte hij binnen.
‘Ik heb de man van Rosalie De Smedt hier bij me’ zei hij en hij wees naar de gang. ‘Hij wilde je graag even spreken.’
***
Ze had net Lien gebeld en gezegd dat ze geen lift wilde. Ze zou het hele eind lopen naar het feest, wilde eerst nog een cadeau kopen en misschien bij Oma Koek nog even dag zeggen. Lien had een niet begrijpend gezicht getrokken. ‘Wie gaat er nu nog op pad voor een cadeau, de winkels gaan zo dicht en de ronde van de familie, dat doet iedereen toch morgen?’
Ze had Lien niet willen vertellen dat ze gewoon niet kon blijven stilzitten. Ze had al tien keer in de spiegel gekeken, haar rode, fluwelen jurk al tien keer glad gestreken. Haren vast, haren los, neen los.
‘Waar ga je zo vroeg heen?’ vroeg moeder toen ze haar gekleed in een lange wollen jas de keuken zag binnenkomen. Ze veegde haar handen droog aan een keukenhanddoek. ‘Ik dacht dat Lien je zou oppikken’.
‘Ik ga nog even langs Oma Koek omdat ik morgen wil uitslapen met Ward en haar liever nu dan al even gelukkig nieuwjaar ga wensen. Morgen komt het er misschien niet van want morgenavond vier ik met jullie allemaal hier’.
‘Dat is lief van je’ zei haar moeder. Ze liepen samen naar de hall . Haar moeder nam haar in haar armen en drukte haar tegen zich aan.
‘Kleed je warm’ zei moeder ‘ik denk dat het gaat sneeuwen’.
Ze nam een muts en handschoenen uit de ladekast.
‘Ben je zeker dat je dat hele eind wil lopen?’ vroeg haar moeder net zoals Lien dat zopas had gedaan. Maar het ongeloof klonk warmer, bezorgder.
‘Heel zeker’ zei ze, gaf haar moeder een kus, greep haar kleine koffer waarin haar dansschoenen, logeerspullen en een goede fles rode wijn voor Wards vader zaten. Moeder stond op het bordes en zwaaide. ‘Dag Roosje, tot morgen, wees voorzichtig’.
Ze ademde de koude winterlucht in. Het maakte haar licht en nog gelukkiger. Ze dacht aan haar moeder die naar binnen zou gaan en verder zou koken aan het feestmaal, daarna de logeerkamers in orde zou brengen voor oma en opa en oom Karel. Ze dacht aan vader die zijn oudere gehandicapte broer ophaalde uit de instelling en hoe ze samen in de auto hard met de radio zouden meezingen. Ze dacht aan haar grootouders die helemaal van aan zee in hun oude maar nog altijd glimmende dienstdoende autootje ook op weg waren. Ze dacht aan het grote huis van Ward waar ze straks met hem zou dansen en zoenen. Ze dacht aan het koetshuis dat tegen het grote huis was aangebouwd en ze dacht aan de moeder van Ward en hoe zij en Ward het koetshuis hadden versierd. Het was enkele weken geleden. Ze was binnengekomen langs de grote poort en had de twee in de weer gezien met guirlandes van echte dennentakken die ze rondom de naakte, witte zuilen in het koetshuis wikkelden.
‘Is het niet een klein bos in een huis, Roos?’ had ze gezegd toen ze binnenkwam. Wards moeder was dol op feesten met veel eten en drinken en veel mensen en veel muziek. Het moest veel zijn. Ze was zelf ook veel. Veel lange, donkere krullen, veel werk, veel energie, veel verhaal en verleden.
‘En dit jaar veel rood’ had ze gezegd. De dames komen in het rood. Ze dacht weer aan Lien die dure rode schoenen had gekocht. ‘En zonder schuldgevoel!’ had ze aan de telefoon gezegd. En ze dacht aan al hun andere goeie vrienden die straks door het kleine bos zouden binnenstappen op het grote feest. De jonge vrouwen zouden elkaars inventiviteit complimenteren.
‘Waar heb je die rode handtas vandaan? Rood staat je eigenlijk goed.’
‘Vind je?’
‘Ja echt.’
‘Mooie boa’.
’Het is de oude boa van tante Germaine, hij ruikt nog naar de mottenballen.’
Ze dacht aan hoe thema’s voor een feestje wel goede ijsbrekers waren en hoe ze dit misschien kon verwerken in haar thesis over liefde in tijden van sociale media. Ze dacht aan hoe goed de thesis vlotte en hoe ze uitkeek naar een eerste job als psychologe. Ze dacht aan de grote inkomhall van het koetshuis waar zeker een tafel zou staan met daarnaast twee obers en de vader van Ward, en hoe deze laatste op haar zou komen toelopen en haar onbehouwen en oprecht een dikke knuffel zou geven terwijl één van de obers klaar zou staan met een glas champagne en de andere haar jas zou aannemen.
Ze dacht aan de burelen die speciaal voor vanavond zouden omgetoverd zijn in een heuse danszaal.
Ze dacht aan Ward die ze zou moeten zoeken in de buurt van de dj. Hij was in zijn oude plaatjes gaan zoeken naar Chris De Burg. ‘Gevonden!’ had hij haar die morgen per sms laten weten. Ze dacht aan hoe hij haar ongegeneerd zou kussen in de grote inkomhall met de driemeter hoge kerstboom op de achtergrond, natuurlijk met rode ballen, met aan de ene kant de danszaal met lichtjes die over de houten vloer draaiden en aan de andere kant het kleine bos.
Ze was als een meisje onder een glazen stolp waar net mee geschud was en al deze glinsterende gedachten zweefden rondom haar. Als splinters van geluk en liefde die voorbijkomen en waar je naar kan kijken, lang kijken en die je soms, heel soms, even aanraken.
Ze liep de Adventure Store binnen. Ze liet haar blik glijden over de warme winter accessoires en reikte naar een donkergrijze sjaal met bijpassende handschoenen van Jack Wolfskin. Ze kon er niet bij. Achter haar klonk een schorre mannenstem.
‘Kan ik helpen?’
Ze draaide zich om en keek in een grauw gezicht. De grijzende man was slordig gekleed. Was het niet die man die in hun appartement boven Oma Koek woonde? Wat kwam die hier doen?
Hij stak zijn arm uit en nam de sjaal.
‘En ook de handschoenen maat large’ zei ze.
Hij nam een vieze leesbril uit het borstzakje van zijn vest.
‘Wat zei je, ik hoor niet goed!’ zei hij en hij lachte zijn grote tanden bloot en kwam heel dicht bij haar staan.
‘Dankjewel, dank je’ zei ze. Ze wilde weg.
‘Kom je gauw nog eens langs bij de oude dame?’ vroeg hij. ‘Ze is zo dikwijls alleen’.
‘Ja’ zei ze. ‘Ik ga dit afrekenen, tot ziens’. Ze draaide zich om en liep in de richting van de kassa.
Voor de winkel stond een jongen die met vier ballen jongleerde. De draaiende cirkels van de gekleurde ballen brachten haar wat tot rust. Vanuit haar ooghoek zag ze de grijze gestalte kleiner worden. Ze wachtte tot hij de hoek om was.
***
De verwarming maakte tikkende geluiden. Het was veel warmer in het bureau geworden. Ward Voorten liet af en toe zijn hoofd rusten op zijn handen, streek dan door zijn krullende haar maar ging dan weer rechtop zitten.
‘Oma Koek was haar grootmoeder niet’ zei hij. ‘Roos woonde met haar ouders in het appartement boven de oude vrouw. Toen ze verhuisden werd het appartement verhuurd aan die schoft. Roos ging na school dikwijls bij Oma Koek langs als haar ouders nog niet thuis waren. Ze maakte dan haar huiswerk en at zelfgebakken koekjes. Ze waren heel erg op elkaar gesteld.’
‘Oma Koek had nog op de knop van haar alarmpolsband kunnen duwen en zo de hulpdiensten verwittigd. Anders had hij Roos ook nog vermoord’.
‘Ach’ zei hij en zuchtte diep. ‘Het is de tijd van het jaar, dan is een opname hier onvermijdelijk. ‘
Ward keek de dokter aan.
‘Wil u haar zeggen hoe graag ik haar thuis wil met Kerst?’.
Anne De Bruyn keek over het winterlandschap. De sneeuw had de rode daken bedekt. Het sneeuwde niet meer.