Categorieën
gedicht

Ezelsoor

Ezelsoor

Het was een zomeravond

Klaprozen daverden langs de wegen

En het licht was van die aard dat mensen zeggen, 

Wacht, eerst een foto

Ik had net tevoren gelezen in de tuinzetel

Zonder schoenen, zonder meer

Toen was ik zomaar pardoes

Weer in jouw armen gelopen

Hou de bloemen en de woorden voor jezelf

Las ik op je huid

De klaprozen vielen op mijn voeten – had ik ze geplukt? 

Ze bleven uit mijn handen vallen

En ik wilde schrijven

Dat zou ik nooit doen

Geen plek meer, je huid was vol

Je armen, en rood, 

En mijn vingertoppen en woorden die schuurden,

En meeldraden en stelen en ondanks

En het niet wegwillen

Dat was allemaal net na het ezelsoor 

Nadat zonder meer de zin

‘Zeg dat je de verte van het missen kent’

Vijf keer lezen of was het zes

Daar in het prachtige zomerlicht toen klaprozen raasden



Kathleen Boogmans